Ik geef het 15 jaar, anders ga ik naar Lourdes!
11-09-2013 | Elze Versteeve
“Elze, wat is eigenlijk jouw vak?” vroeg de 11-jarige zoon van mijn geliefde mij laatst. “Ik heb psychologie gestudeerd” antwoordde ik, nieuwsgierig of hij hier ooit van zou hebben gehoord. “Huh, wat is dat?”. “Dan leer je over mensen, waarom ze doen wat ze doen, voelen wat ze voelen en denken wat ze denken”. “Saai, man!!” reageerde hij vol afschuw. Ik moest grinniken. Ik ben gewend weinig bewondering te oogsten met mijn vak.
Psychologen hebben een slecht en mysterieus imago. “Hoe zit ik dan in elkaar?” vroegen dronken heren mij vroeger in de kroeg als ik vertelde wat ik studeerde. Na mijn “geen idee” bleven ze mij wantrouwend aankijken. Waarschijnlijk zou ik toch in het bezit zijn van een röntgen oog dat hun diepste jeugdtrauma’s met een simpele blik bloot kon leggen. Want dat is het beeld dat veel mensen van psychologen hebben: ze diagnosticeren op basis van voor jou totaal ondoorzichtige criteria en ze graven altijd in je jeugd.
Niet helemaal onterecht overigens. Psychologen houden van diagnosticeren. De psychologie is een jonge wetenschap die zich te lang heeft gehouden aan de wetten van de geneeskunde. Onderzoek richtte zich met name op ziekten, afwijkingen en abnormaliteiten en de genezing hiervan. Psychologen en psychiaters ontwikkelden de DSM, een omvangrijk classificatiesysteem van psychologische afwijkingen. Er is echter een groot verschil tussen fysieke en psychologische ziektes. In tegenstelling tot fysieke ziektes dragen we allemaal, in meerdere of mindere mate, altijd de kiem van psychisch disfunctioneren in ons. Bij fysieke ziektes is het helder. Je bent ziek of je bent niet ziek. We hebben niet soms een beetje kanker. Kanker gaat ook niet over als je niets doet. Bij psychisch ongemak kan dit wel zo zijn. We zijn allemaal wel eens angstig, somber en op ons zelf gericht. Dat maakt ons niet meteen tot depressieve narcisten met een angststoornis.
Ook werd de oorsprong van psychisch leed lang in de jeugd van het individu gezocht. Hoewel de jeugd een belangrijke bron kan zijn verklaart het veel individuele verschillen niet. Waarom maakt iemand die als kind is mishandeld wel een succes van zijn leven terwijl iemand met ogenschijnlijk minder jeugdleed zich hier jaren door laat belemmeren? Ook biedt inzicht niet altijd een oplossing. Het graven in het onveranderbare verleden blijkt lang niet altijd effectief te zijn. Na jarenlange psychoanalyse hebben mensen vaak veel inzicht in hun neurosen en de herkomst hiervan maar zijn ze er nog steeds. “Ik geef het 15 jaar anders ga ik naar Lourdes” verzuchtte Woody Allen in Annie Hall na 7 jaar psychoanalyse.
De focus op ziekten en leed is iets waar de psychologie pas de laatste tien jaar een beetje van terug komt. Er is een nieuw onderzoeksgebied in opkomst binnen de psychologie: de positieve psychologie. Binnen de positieve psychologie wordt onderzoek gedaan naar de positieve tegenhangers van psychische problemen namelijk naar geluk, prestaties, bevlogenheid en welbevinden. Ook wordt er minder verklarend naar het verleden gekeken maar meer oplossingsgericht naar de toekomst. Daarnaast is de positieve psychologie niet alleen toepasbaar op groot psychisch leed maar ook op normale menselijke alledaagse dilemma’s en doelen.
Gisteravond zaten mijn geliefde en ik met ons beider kinderen in een restaurant. Zijn zoon vertelde over een naar jongetje in zijn omgeving die er altijd op uit is om anderen naar beneden te halen. Ik vroeg hem hoe hij zich voelt en over zichzelf denkt als dit gebeurt. “Ik vind mezelf dan een loser” zei hij uit de grond van zijn hart. “Zou je je anders willen voelen op zo’n moment?” vroeg ik hem. “Kunnen jullie me dat leren dan?” vroeg hij met grote ronde ogen.
Toch niet zo saai he? Die psychologie!